God geeft alles wat we nodig hebben. Dat is wat anders dan dat Hij alles geeft wat wij wensen. Toen Mozes werd geroepen om bij Farao te pleiten voor vrijlating van het volk Israël was dat niet iets wat hij graag wilde. Hij liet God weten: ‘Och Here zend toch iemand anders, want ik spreek onduidelijk en moeizaam’ (Ex. 4: 10). Daarom stuurde God zijn broer Aäron met hem mee, omdat hij uitstekend spreken kon: ‘Hij zal voor u tot een mond zijn’ (Ex. 4: 16).
Toen het volk mopperend 40 jaar door de woestijn zwierf, wensten ze dat ze in slavernij in Egypte waren gebleven, maar God gaf hen manna en kwartels. Er staat zelfs over hen geschreven: ‘De kleren die u droeg zijn niet versleten en uw voet raakte niet opgezwollen in deze veertig jaar’ (Deut. 8: 4).
Toen Elia op de vlucht was voor Izebel, bad hij om te mogen sterven, maar God zond een engel met koeken en water die zei: ‘Sta op, eet, want de weg zou te zwaar voor u zijn’ (1 Kon. 19: 7). En Elia kon door de kracht van dat voedsel veertig dagen en veertig nachten lopen naar de berg Horeb.
In onze vermoeidheid, onzekerheid of angsten vergeten we wel eens dat we te maken hebben met een almachtig God. Hij is de Voorziener, die ons meer kan geven en verder kan brengen dan wij denken. Dat betekent dat Hij onze gebeden regelmatig op een andere manier verhoort en dingen doet waar wij niet op bedacht zijn.
De kracht die Hij geeft is meer dan een duwtje in de rug. Hij daagt ons uit om wegen te bewandelen die we uit onszelf niet waren ingeslagen. En dat brengt ons op verassende plaatsen, leidt ons naar inspirerende mensen, en laat ons grotere dingen doen dan wij ooit van onszelf hadden gedacht.
‘Omdat Hij bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is’ (Efez. 3: 20).