Het is niet voor te stellen, maar wel waar. Ooit zal dit alles wat we zien en kennen voorbij zijn en veranderd worden. Er wordt niet gesproken over herstel of een grote ‘schoonmaakactie’. Het zal niet via een menselijke weg verlopen, met een politiek debat, allerlei overwegingen, een referendum of een plan van aanpak.
Nee, God neemt het initiatief. Hij schept en alles wordt nieuw. Scheppen betekent iets maken wat er nog niet is, zoals in de eerste zin van Genesis wordt beschreven: ‘In het begin schiep God de hemel en de aarde.’
Dat proces zal opnieuw plaatsvinden en we zullen er getuige van zijn. Hoe zal dat zijn? Dat is met geen pen te beschrijven, en met geen film of evenement te vergelijken.
Het zal nooit meer zijn zoals het ooit geweest is. ‘De benauwdheden van vroeger zullen vergeten zijn’ (vers 16). ‘Aan de vorige dingen zal niet meer gedacht worden, ze zullen niet meer opkomen in het hart’ (vers 17). Als Jezus mensen aanraakt, dan lapt Hij ze niet op, maar dan worden het nieuwe mensen. Het oude is voorbij en in dat nieuwe leven is niet meer voor te stellen hoe het vroeger was. Zo zal het ook zijn in die nieuwe hemel en op die nieuwe aarde.
De gedachte kan dan ontstaan dat alles waar we ons nu druk om maken, relatief en betrekkelijk is. Want alles is tijdelijk en gaat voorbij. Dat is zo, maar aan de andere kant mogen we in de ’tussentijd’ waarin we nu leven alles uit dat leven halen wat ons is gegeven. Alles benutten wat in ons is gelegd, want alles moet tot zijn doel en bestemming komen. Ook wijzelf. Anders is het zonde.
Straks is er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Daar mogen we naar uitkijken. Zoals de 3 discipelen bij de verheerlijking op de berg even mochten proeven van ‘de eeuwigheid’ (Matth. 17). Maar ze mochten er niet blijven kamperen. Ze moesten terug naar het dal waar zieken genezen en gevangenen bevrijd moesten worden. En dat is ook onze opdracht, zolang de nieuwe hemel en nieuwe aarde er nog niet is. Terwijl we biddend vol verlangen uitkijken naar wat komen gaat.