Als je lang moet wachten op de verhoring van je gebeden, dan zou je dezelfde gedachten kunnen krijgen als het volk Israël. ‘God vindt dit niet belangrijk genoeg’. ‘Mijn vragen worden niet gehoord, ze gaan aan Hem voorbij’.
Zeventig jaar was het volk in ballingschap en ze zullen ongetwijfeld tot God hebben gebeden, geroepen of gesmeekt. Ze zullen gedacht hebben aan de tijd dat ze in slavernij waren in Egypte en hoe God hen daaruit had bevrijd. Zou God dat nu weer doen? Maar er ging een hele generatie voorbij, zonder dat er iets gebeurde.
Dat moet je bekend voorkomen. Iedereen kent dat wachten wel, het uitzien naar God, Die alleen voor uitkomst kan zorgen. Je bidt, je zoekt, je smeekt, je worstelt en het blijft stil. En dan komt de gedachte, die stilletjes wordt ingefluisterd: ‘Het gaat aan God voorbij, Hij vindt dit niet belangrijk’. Het is een listige en subtiele ingeving, maar het is een leugen. Een ongoddelijke overtuiging die je snel moet wegsturen.
Jesaja wijst op God, Die elk hemellichaam geschapen heeft, ‘ze alle bij name roept door Zijn grote vermogen en sterke kracht; er ontbreekt er niet één’ (Jes. 40: 26).
Als God elke ster bij name kent, hoeveel temeer is Hij dan betrokken bij elk mensenleven? ‘Weet u het niet, hebt u het niet gehoord?’ Bij al onze twijfels moeten we ons aan de feiten houden: God is onze Vader Die ons bij naam kent!
Toen Lazarus ziek was, kwam Jezus niet direct om hem te genezen. Hij wachtte en kwam pas toen Lazarus al vier dagen in zijn graf lag. ‘Te laat’, zouden we net als Martha en Maria zeggen. Maar Jezus zei: ‘Als u gelooft, zult u de heerlijkheid van God zien’ (Joh. 11: 40). En Hij wekte Lazarus tot leven.
Wachten kan lang duren. ‘Uitgestelde verwachting krenkt het hart, maar een vervuld verlangen is een boom des levens’ (Spr. 13 : 12). Er is altijd een groter plan, dat wij niet altijd zien of begrijpen, maar waar we wel deel van uitmaken. En Hij zal altijd voorzien in wat we nodig hebben, op Zijn tijd en dat is nooit ’te laat’.