Iets wat krom is, is gebogen en er gaan nogal wat mensen gebogen door het leven. Gebukt onder schuld, of met zware lasten van veroordeling. David kende dat ook toen hij het uitriep: ‘vanwege mijn dwaasheid ben ik krom geworden, ik ga zeer diep gebukt. Ik schreeuw het uit vanwege het bonken van mijn hart’ (Psalm 38: 7, 9). Je kunt lijden vanwege schuld die anderen op je leggen, maar niets is zwaarder wanneer je eigen hart je veroordeelt. Wanneer de Heilige Geest komt, overtuigt Hij van zonde (Joh. 16: 8), maar nooit om ons gebukt door het leven te laten gaan. Het is nodig dat we de omvang van zonde beseffen, zodat we kunnen ervaren hoe groot Gods genade is.
Zacheüs de tollenaar stond bekend als een zondig mens (Luk. 19: 7). Mogelijk omdat hij een oplichter was, of mensen geld afperste. Maar toen Jezus zijn huis binnenkwam, veranderde zijn leven en gaf hij zijn geld aan de armen.
Petrus was de discipel die Jezus verloochende en de schuld die hij daardoor met zich meedroeg verteerde hem. Maar Jezus zocht hem op, vergaf hem en zette hem weer recht op zijn voeten (Joh. 21: 17). Mensen die in ontmoeting kwamen met Jezus, zagen hun schuld onder ogen, maar kwamen tegelijkertijd in de vrijheid. Zacheüs kwam los van zijn geldzucht, Petrus werd bevrijd van schuld. Wat krom was, werd door Jezus rechtgemaakt.
Zacheüs werd niet alleen van binnen veranderd, maar het had ook een effect aan de buitenkant. Door de verandering van zijn hart werd hij een mooier mens en de mensen in zijn omgeving zullen dat gemerkt hebben. Zijn oude leven zou je kunnen omschrijven als een scherpe rots waar mensen zich aan bezeerden. Maar Jezus had het ‘vlak’ gemaakt.
Genade plaatst je in de ruimte, waardoor je ervaart wat echte vrijheid is en wat verlossing betekent. Dat heeft altijd een dubbele uitwerking, zowel voor jezelf als voor anderen. Hoe dieper Gods Geest in ons Zijn werk mag doen, hoe meer we die bevrijding zullen ervaren en hoe meer dat naar buiten toe zichtbaar zal zijn. Want de Here maakt de gevangenen los en Hij richt de gebogenen op.. (Psalm 146: 8).