Jesaja profeteert over het herstel van Jeruzalem, want God is nog niet klaar met Zijn volk. Tegelijkertijd mogen we dit lezen als een belofte die verder reikt dan Israël. Het is ook een woord voor de kerk van deze tijd die als een bruid klaar gemaakt wordt voor haar Bruidegom. Gods licht zal door Zijn volk en door Zijn kinderen wereldwijd worden verspreid. Dat proces is nu al zichtbaar aan het worden en zal steeds meer zichtbaar zijn. Misschien op een manier zoals wij dat niet hadden gedacht, want fakkels geven meer licht in de nacht dan overdag.
Het volk Israël moest door een periode gaan van verstrooiing, vervolging en gevangenschap. De bijbel spreekt over loutering en zuivering, zoals goud door vuur verhit moet worden om van ‘betere kwaliteit’ te zijn. Om fakkels te laten branden is vuur nodig, zodat het een licht kan zijn in de duisternis. Als we willen schijnen als stralende sterren, als we dat licht willen zijn, is er vuur in ons leven nodig.
We spreken graag over het vuur van de Geest, maar Petrus zegt: ‘Laat de hitte van de verdrukking onder u, die tot uw beproeving dient, u niet bevreemden, alsof u iets vreemds overkwam. Maar verblijdt u naar de mate waarin u gemeenschap hebt aan het lijden van Christus…’ (1 Petr. 4: 12).
Het lijden heeft uiteindelijk als doel om een lichtglans te kunnen zijn, zodat we meer op Christus kunnen lijken.
Zoals God Zijn volk door de eeuwen heen nooit los heeft gelaten, zo zijn ook wij in de palm van Zijn hand. Dwars door de vuurgloed heen zuivert Hij ons geloof, zodat we die brandende fakkel kunnen zijn als een baken voor hen die in het donker de weg zijn kwijt geraakt. Laat het vuur daarom maar branden…