Wanneer trek je de mooiste kleren aan? Als je naar een feest of bijzondere gebeurtenis gaat. Of als je weet dat er bezoek komt waar je respect voor hebt. Voor iets wat gevierd moet worden. De profeet Jesaja roept het volk Israël op om zich voor te bereiden op haar verlossing uit jarenlange ballingschap: ‘Maak de ketenen om uw hals los, gevangene, dochter van Sion!’ (Jes. 52: 2).
Ons leven op aarde is een voorbereiding op het feest wat gaat komen. Het is een ‘tussentijd’, een periode waarin we ons klaar mogen maken en ons mogen bekleden. We voegen ons in de bruiloftsstoet en de kleren die we dragen zijn zowel feestelijk als krachtig. Dat klinkt tegenstrijdig, maar de bruiloftsgasten trekken door een oorlogsgebied waarbij een strijd wordt gevoerd, maar tegelijkertijd de overwinning wordt gevierd. In het boek Hooglied wordt die bruiloftsstoet als een optrekkend leger beschreven: ‘Allen hanteren het zwaard, geoefend als ze zijn voor de oorlog. Ieder draagt zijn zwaard aan zijn heup’ (Hooglied 3: 8).
In het gebied waar we doorheen trekken liggen nog ‘landmijnen’ en verbergen zich nog sluipschutters van de tegenstander. Daarom zijn de bruiloftsgasten alert en waakzaam, terwijl ze zingend voortgaan. ‘Gods lofgezangen klinken uit hun mond, een tweesnijdend zwaard is in hun hand’ (Psalm 149: 6).
Het is een eigenaardige optocht, die profeterend en proclamerend over de aarde trekt. Het publiek wat toekijkt zal het niet begrijpen, en soms lacherig of verbaasd reageren. Totdat ze iets zullen proeven van de kracht die er vanuit gaat. Dan ligt er voor ieder die het ziet en hoort de uitnodiging om mee te gaan. Het feest wacht. De deur is open…
‘De Here heeft Zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle heidenvolken; en alle einden der aarde zien het heil van onze God’ (Jesaja 52: 10).