Jakhalzen en struisvogels zijn typische woestijndieren. In de bijbel staan ze vaak symbool voor de puinhopen in het leven, zoals Job het uitriep: ‘Ik ben een broeder van de jakhalzen geworden en een metgezel van de struisvogels’ (Job 30: 29).
Jakhalzen sluipen rond bij graven en dode dieren, zo symboliseren ze ziekte en dood. En toch zegt de Geest door Jesaja: ‘ook deze dieren zullen Mij eren.’
Midden in donkere situaties waar de dood nadert en ziekte het leven weg dreigt te roven. Temidden van zwakte waarin alle hoop is weg gezogen. Zelfs daar, of misschien beter: juist daar wil de Geest ons opheffen en onze blik omhoog richten. Zoals de profeet Habakuk dat uitroept:
‘Al zal de vijgenboom niet in bloei staan en er geen vrucht aan de wijnstok zijn… ik zal dan toch in de Here van vreugde opspringen, mij verheugen in de God van mijn heil’ (Habakuk 3: 18).
Dat lijkt onmenselijk, en dat is het ook. Gods kracht is bovennatuurlijk en goddelijk. De vreugde die God wil geven wordt niet veroorzaakt door de situatie waarin we zijn, maar door Wie Hij is in ons. Habakuk zegt niet voor niets: ‘ik zal dan toch in de Here van vreugde opspringen…. ‘In de Here’ betekent dat onze focus verlegd is van de omstandigheden naar Hem. In Hem zijn we meer dan overwinnaars…
Het is onbegrijpelijk hoe de Geest onze ziel kan opheffen, dwars door de omstandigheden heen, zodat we Hem kunnen eren. De aanbidding vanuit het lijden is dan ook vele malen dieper dan de dankzegging wanneer alles goed gaat. Maar dat is alleen mogelijk vanuit een overgegeven leven.
‘De Here Here is mijn kracht, Hij maakt mijn voeten als die van hinden, en Hij doet mij treden op mijn hoogten’ (Hab. 3: 19).