Je kunt je gezicht afwenden van iemand als die ander iets bij je oproept, waar je niet mee geconfronteerd wilt worden. In het geval van Jezus waren het Zijn wonden en pijn waar de omstanders vol afschuw zich van distantieerden. Hij was de Man van smarten, Iemand Die het lijden in als zijn verschrikking op Zich had genomen en met Zich meedroeg.
Eerder had Petrus zich van Hem afgewend, toen hij Hem verloochende met de woorden ‘ik ken Hem niet’ (Luc. 22: 57). Angst was daar de reden om afstand te nemen. Angst voor de herkenning en de gevolgen daarvan. Angst om het risico te lopen opgepakt te worden. Ten diepste was het de angst voor het lijden en de dood. Maar na Zijn opstanding was het Jezus Die Petrus tegemoet kwam en hem herstelde.
Op een ander moment was het Johannes die zijn gezicht van Jezus moest afwenden. Dat was toen Jezus Zich op Patmos aan hem openbaarde in al Zijn glorie. Johannes beschrijft dat moment: ‘En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten’ (Openb. 1: 17). Dit keer was het geen afschuw of angst, maar ontzag en aanbidding waardoor Johannes afstand moest nemen. Maar dan staat er: ‘Hij legde Zijn rechterhand op mij en zei tegen mij: Wees niet bevreesd’.
Van nature zijn we geneigd ons van Hem af te wenden, of het nu door angst is of ontzag. Maar Jezus komt ons altijd tegemoet. Steeds weer zal Zijn stem tot ons gericht zijn:
‘Wees niet bevreesd, Kom tot Mij’.