De valstrik van angst

Angst ontstond pas nadat de mens gegeten had van de boom van de kennis van goed en kwaad. Voor die tijd had de mens een open relatie met God en was er geen vrees. De eerste ‘vrucht’ van de zondeval was dat er een bewustzijn bij de mens ontstond dat hij iets nodig had om zich te bedekken: ‘Ik hoorde Uw stem in de hof en ik werd bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij’ (Gen. 3: 10).

Naaktheid heeft te maken met kwetsbaarheid. Als we onszelf openen, geven we onszelf bloot en dat geeft de ander de kans om ons te raken. De boom van de kennis van goed en kwaad heeft vruchten met een wrange smaak. Het geeft een verwachting, een aanname, dat die ander altijd het ‘kwade’ met ons voor heeft. Daarom verborgen Adam en Eva zich voor God en verbergen wij ons met hen voor elkaar achter maskers, zodat niemand ons echt kent. Achter ons masker voelen we ons veilig, maar zijn we voor die ander nooit echt onszelf.

Het gevolg daarvan is dat we niet alleen de ander tekort doen, maar onszelf ook gevangen zetten. ‘Mensenvrees legt iemand een valstrik, maar wie op de Here vertrouwt, wordt in een veilige vesting gezet’ (Psalm 29: 25).
De kracht van het kruis is dat het de angel van de zonde uit ons heeft verwijderd. Angst hoeft niet meer in ons te regeren, omdat we door Hem in een veilige vesting zijn gezet. Die vesting is gebouwd met stenen van liefde en cement van genade.

De profeet Jesaja legt de vinger op de zere plek. Als we God zijn vergeten, dan blijft die angst voortwoekeren. Maar als we het kruis omarmen, dan weten we dat Hijzelf onze naaktheid heeft bedekt, zodat geen kwaad ons meer zal kunnen treffen.

‘Al ging ik door een dal vol schaduw van de dood, ik zou geen kwaad vrezen, want U bent met mij’ (Psalm 23: 4).

Plaats een reactie

Boek 'Als God Spreekt'

Nu verkrijgbaar:
Bijbels dagboek 'Als God Spreekt'