‘Hij stond in hun midden en zei tegen hen: Vrede zij u!’
(Johannes 20: 19)
Nadat Jezus was gekruisigd hadden de discipelen zich in hun huis opgesloten. ‘Uit vrees voor de Joden’ staat erbij. Er was angst en verwarring bij hen, omdat ze misschien ook gepakt en gevangengenomen konden worden. Er bestond een kans dat ze net als Jezus gedood zouden worden. Dan ineens staat Jezus in hun midden en spreekt vrede over hen uit.
Hoe Jezus binnen was gekomen wordt niet gezegd. Het was een wonderlijke manier, dat wel, want de deuren waren immers gesloten. Het opstandingslichaam van Jezus kent geen obstakels als muren en deuren. Binnengekomen bij de discipelen doet Jezus drie opmerkelijke dingen: Hij spreekt vrede over hen uit, Hij laat Zijn wonden zien, en Hij blaast over de discipelen.
Het woord ‘Vrede’ wat Jezus gebruikt komt van het Griekse eirêne, wat gekoppeld is aan het Hebreeuwse Shālom. Hoewel dit een gebruikelijke groet is, heeft het woord in de mond van Jezus een diepere betekenis. Paulus noemt de vrede van God iets wat alle begrip te boven gaat (Filip. 4: 7). Het gaat verder dan het verstand, en is gekoppeld aan rust en veiligheid, een toestand waar de discipelen zich op dat moment zeker niet in bevonden.
Als Jezus dan vervolgens zijn wonden toont, beseffen de discipelen dat het werkelijk Jezus is, Die opgestaan is uit de dood. Hun onzekerheid en angst maakt plaats voor grote blijdschap en opwinding. Opnieuw spreekt Jezus dan Zijn vrede uit en kondigt daarbij aan, dat het nu aan de discipelen is om die vrede ook verder uit te dragen. Vervolgens blaast Jezus over hen en kondigt Hij de Heilige Geest aan. Immers zonder die Heilige Geest kan die vrede niet uitgedragen worden. Want alleen de Geest brengt leven en vrede (Rom. 8: 6).
Wat kunnen we met dit verhaal in deze tijd? Net als de discipelen zitten we in ons huis opgesloten. Veel mensen zijn bang, net als zij dat waren, maar nu is er de angst om ‘gepakt, gevangen en gedood’ te worden door een virus wat rondgaat. En we zitten zeker niet te wachten op iemand die over ons blaast.
Toch wil Jezus graag bij ons ‘binnenkomen’, want wat hebben we die vrede van Hem nodig! Vrede die rust geeft, vrede die alle angst en verveling verdrijft. Vrede die ons terugbrengt in Gods aanwezigheid.
Wat doen we dan met de opdracht die Jezus geeft? We kunnen alleen de vrede van God uitdragen als we zèlf die vrede hebben ontvangen. Daarom is het zo nodig om Jezus uit te nodigen, zodat Hij over ons kan blazen. Hij heeft ons in de binnenkamer gebracht, zodat Hij bij òns binnen kan komen. Bij het blazen van Jezus wordt het Griekse werkwoord em-phusaō gebruikt. Die uitdrukking komt nergens anders in de bijbel voor dan in Genesis 2:7, waar de schepping van de mens wordt beschreven: ‘en God blies de levensadem in zijn neusgaten, zo werd de mens tot een levend wezen’ (Genesis 2: 7).
De adem van Jezus is daarom meer dan zuurstof; het staat symbolisch voor het leven van Gods Geest. Hij wil ons vervullen, zodat we meer en meer in Zijn kracht kunnen staan en Zijn vrede kunnen doorgeven.
Laten we de kans benutten, nu we noodgedwongen binnen moeten blijven, om de tijd met Hem door te brengen. Dan kan Hij Zichzelf laten zien, want Zijn wonden herinneren ons aan Zijn overwinning aan het kruis. Als we straks Pasen vieren, dan weten we dat Pinksteren zal volgen. Laten we tijd nemen om ons uit te strekken naar Zijn Levensadem. Hoe meer we inademen, hoe meer we straks, als we weer naar buiten gaan, Zijn vrede kunnen uitademen. Kom, nodig Jezus uit, dan kan Hij zomaar ineens binnenkomen.