Licht en duisternis

Onheil en duisternis zijn niet de dingen die we aan God toeschrijven. De bijbel zegt immers: ‘God is licht en in Hem is geheel geen duisternis’ (1 Joh. 1: 5). Hoe kunnen we de woorden van Jesaja dan verklaren dat Hij wel de Schepper daarvan is?
Het is de vraag die van begin af aan altijd al gesteld is: Als God licht is en liefde, waar komt dan de duisternis, het kwade vandaan? Het antwoord geeft Jesaja: God is de bron van licht én duisternis, maar de duisternis is er om het Licht te onthullen.

In de geschiedenis van het volk Israël zien we dat God onheil bracht over Egypte omdat Farao het volk niet wilde laten gaan. Dat onheil bestond uit de 10 plagen als tekenen van God om zowel Israël als Egypte te laten weten dat er maar één God is Die over alles regeert. Er staat zelfs dat God het hart van Farao verhardde (Ex. 7: 3) en dat Hij zijn hart onvermurwbaar had gemaakt (Ex. 10: 1).

De afgoderij en ongehoorzaamheid was zo diep binnengedrongen in Egypte dat God zowel het hart van Farao als zijn land moest verduisteren om Zichzelf te kunnen openbaren. We begrijpen nog zo weinig van Gods wegen.
Op Golgotha heeft de Vader laten zien dat Hij zelfs Zijn Zoon moest offeren om de wereld te redden van zonde en ongerechtigheid. De hemel werd verduisterd, zodat het Licht kon doorbreken.

Wanneer alles duister is, weet dan dat het een doel heeft om Zijn Licht te openbaren.
Dan mogen we bidden als Jesaja: ‘Druip, hemel van boven, en laten de wolken gerechtigheid uitgieten’ (Jes. 45: 8).
Dan zal Hij Zich tonen als de blinkende Morgenster, Die dwars door het donker zal doorbreken als de Opstanding en het Leven.

Plaats een reactie

Boek 'Als God Spreekt'

Nu verkrijgbaar:
Bijbels dagboek 'Als God Spreekt'