Ook in de verlossing van het volk Israël uit Babel, heeft God oog voor de kinderen. Er zijn twee belangrijke lessen die de profeet het volk voorhield: Enerzijds dat de nieuwe generatie Gods belofte in vervulling zou zien gaan. Zij zouden Babel achterlaten en het land weer binnen trekken wat God ooit aan Abraham had beloofd.
Anderzijds wordt het volk opgeroepen om weer hun onbevangenheid en vertrouwen in God te vernieuwen. De jarenlange ballingschap had zijn tol geëist en ze waren verstrikt geraakt in teleurstelling en ongeloof.
Hoe vaak komt dat voor en hoe herkenbaar is dat? Hoe vaak klinkt niet onze roep net als Gideon: ‘als de Heer met ons is, waarom is dit alles ons dan overkomen? En waar zijn al Zijn wonderen, waarover onze vaderen ons verteld hebben?’ (Richt. 6: 13).
Gods verlossingsplan loopt vaak anders dan wij denken. Natuurlijk is er een tegenstander die rondgaat om te roven en te stelen. Maar ook onze eigen gedachten kunnen met ons op de loop gaan. In alles hebben we een keus om te blijven staan op Zijn belofte. Door alles heen blijft de Geest aandringen om als een kind alles van de Vader te blijven verwachten. En als we daarin volharden zal Jezus doen wat Hij toen deed: ‘En Hij omarmde hen en terwijl Hij de handen op hen legde, zegende Hij hen’ (Mark. 10: 16).
‘Ik heb mijn ziel tot rust gebracht. Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij’ (Psalm 131: 2 NBV).