‘En toen de discipelen Hem over de zee zagen lopen, raakten zij in verwarring en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van angst’ (Mathheüs 14: 26)
Soms doet God dingen die ons in verwarring brengen. Het kan je zelfs bang maken.
De discipelen waren al een tijdje met Jezus op weg en hadden al heel wat wonderen meegemaakt. Ze hadden gezien hoe Hij de storm kon bestraffen zodat de wind en de golven Hem gehoorzaamden. Ze hadden Hem zieken zien genezen en gebonden mensen zien bevrijden. Ze hadden zelfs gezien hoe Hij het dode dochtertje van Jaïrus weer tot leven wekte.
Daarom waren ze niet bang geweest toen Jezus hen opdroeg het schip in te gaan om naar de overkant te varen. Zelfs niet toen ze de wind tegen kregen en de golven hoger werden. Maar toen het langzamerhand ochtend begon te worden en Jezus hen over het water tegemoetkwam, herkenden ze Hem niet. Dit hadden ze Hem nog niet eerder zien doen, dus ze dachten dat ze een spook zagen. Ze schreeuwden het uit van angst.
Er gaat een storm over de wereld. We zien hoge golven en er gaan geluiden dat dit een straf van God zou kunnen zijn, of dat de duivel de plannen van God in de war wil sturen. We hadden een grote opwekking verwacht en we waren alvast op weg gegaan. Met ons bootje de zee op. Maar toen kwam er tegenwind.
Waar is God en wat heeft Hij voor ogen? Zelfs al zijn we lang op weg met Hem en hebben we al van alles meegemaakt, dit is nieuw en hierin herkennen we Hem niet.
Jezus zegt: ‘Heb goede moed: Ik heb de wereld overwonnen. Mij is gegeven alle macht op hemel en op aarde’ (Matth. 28: 18). ‘Alle macht’ betekent dat er niets is wat buiten Hem om gebeurt. Toen de plagen over Egypte kwamen, kwam de duivel in het hele verhaal niet voor. Ja, via de magiërs deed hij een poging om de wonderen van God te imiteren. Maar al gauw, bij de derde plaag, moest hij het opgeven (Ex. 8: 19). Zelfs de tovenaars moesten het toegeven: ‘Dit is de vinger van God!’
Veroorzaakt God dan deze coronaplaag op aarde? Laten we niet te snel conclusies trekken, als we daar God niet over hebben gehoord. Net zomin als we de duivel erbij gaan halen. We weten het niet, maar als we Hem kennen, moeten we de tijd nemen om naar Hem te luisteren. Dan zullen we diezelfde woorden horen die Hij sprak tot de discipelen: ‘Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd.’
Jezus is erbij. Toen wij met ons bootje de zee op waren gegaan, was Hij aan het bidden. Zoals Hij dat voortdurend doet voor ons. De Bijbel is daar heel duidelijk over (Rom. 8: 34; Hebr. 7:25). Nu we in nood zijn, is Hij daar ook bij, alleen herkennen we Hem niet. Zien we spoken in de storm, terwijl Hij zegt: ‘Kom maar over het water naar Mij toe’. Die uitnodiging klinkt en vraagt van ons geloof. Geloof om Hem te vertrouwen en niet voortdurend op de tegenwind te letten, want dan zinken we weg in de zee van angst.
We mogen onze handen naar Hem uitstrekken en dan weten we dat Hij die uitgestoken hand zal grijpen.
Alleen met onze focus op Hem zullen we hier beter uitkomen. Jezus wil ons leren om Hem te vertrouwen, dat Hij alles onder controle heeft. Dat we net als de discipelen uiteindelijk zullen zeggen: ‘Werkelijk, U bent de Zoon van God!’