Dorens en distels zijn stekelige planten in een droge en dorre omgeving. Ze staan symbool voor de gevolgen van ongehoorzaamheid en trots. Jesaja heeft zijn woorden hier gericht tot de koning van Assyrië. Zijn hoogmoed zou leiden tot zijn val en ondergang.
De profetie van Jesaja heeft echter ook een diepere betekenis die verder reikt dan de ondergang van een goddeloze koning. Hij verwijst ook naar het Licht van Israël en naar een Heilig vuur. Daarin is de komst van Jezus en het werk van de Heilige Geest te herkennen.
Jezus is het Licht der wereld (Joh. 8: 12) en brengt aan het licht wat verborgen is in ons hart. Als wij Hem toelaten zal Zijn Geest ons hart doorzoeken en Zijn licht schijnen op alles wat nog steekt en prikt. Niet om ons te kwellen, maar juist om dat te verbranden en te verteren, zodat we er mooier en beter van worden.
Soms zijn we ons er niet bewust van, dat er nog dorens of distels in ons leven zijn. We merken dat pas als er mensen op ons pad komen die bepaalde negatieve gevoelens bij ons losmaken. Onze eerste reactie is dan meestal dat het aan die ander ligt. Irritatie is een prikkel die soms stekelige gedachten naar boven kan brengen. En zolang we dorens en distels gewoon laten groeien, lopen we het gevaar om stekelige mensen te worden, waar anderen zich aan kunnen prikken.
Maar de Geest wil ons overtuigen dat de wortel van die irritatie in ons eigen hart ligt. De kunst is dan om die gevoelens niet weg te drukken, te negeren of af te reageren op die ander. Het is beter om ze te belijden en ze door ‘heilige vlammen’ te laten verteren. We zullen zien hoe we dan steeds meer op Jezus gaan lijken.
‘Voor een doornstruik zal een cipres opkomen, voor een distel zal een mirt opkomen’ (Jesaja 55: 13).