Als we ons alleen maar bezig zouden houden met werken, dan zouden we een armoedig bestaan leiden. Zoals Prediker beschrijft: ‘Een en al vluchtigheid, alles is even vluchtig. Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen waarmee hij zwoegt onder de zon?’ (Pred. 1:2-3)
Ook Jesaja slaat dezelfde toon aan, maar wijst vooral naar mensen die het werken tot hun (af)god hebben gemaakt. De ijzersmid vormt een beeld met hamers, de timmerman maakt het hout glad met schaven, tekent het af met een passer. Ook maakt hij er een god van en buigt zich ervoor… (Jes. 44: 12-15)
Je zou snel kunnen denken; ‘In die tijd leven we niet meer. In deze moderne tijd maken we geen afgodsbeelden’. Maar hoe snel wordt een bediening een werk en wordt het werk meer dan een passie. Johannes Facius, ooit de voorman van een grote gebedsbediening, ontdekte op een dag dat hij wel hard werkte in zijn bediening, maar zelf nauwelijks nog tijd nam voor gebed. God maakte hem dat duidelijk op een pijnlijke manier, maar gaf hem de kans om te herstellen.
De waarschuwing van Jesaja geldt ook voor ons in deze tijd. Hij wijst erop om het harde werk geen afgod te maken: ‘Denk aan deze dingen Jakob…Keer tot Mij terug, want Ik heb u verlost’ (Jes. 44: 22).
Verlossing betekent dat we in de ruimte zijn gezet. Dat we ons niet meer in het zweet hoeven te werken om een plaats bij Hem te bemachtigen, maar dat we tot rust mogen komen bij Hem.
De rust die God geeft is niet beperkt tot een dag in de week, en verwijst ook niet naar de hemel straks. De rust die God geeft is Zijn Shalom, Zijn vrede die alle verstand te boven gaat en die we elke dag en elk moment van Hem mogen ontvangen. ‘Hij leidt mij zachtjes naar stille wateren. Hij verkwikt mijn ziel’ (Psalm 23).
‘Laten we ons dan beijveren om die rust binnen te gaan…’ (Heb. 4: 11).