God heeft Zijn Geest in ons gelegd, om een voortdurende relatie met ons te hebben. Hij wil Zijn hart met ons delen, opdat we kunnen voelen wat Hij voelt. Zoals Hij onze gedachten en emoties kent, zo wil Hij ook gekend worden. Hij wil Zichzelf laten zien en Zijn plannen aan ons openbaren. De dingen die nog verborgen zijn wil Hij onthullen.
Maar soms hebben we muren opgetrokken rondom ons hart waardoor Hij ons niet altijd kan bereiken. Ze zijn opgebouwd in de loop der jaren. Elke teleurstelling was een nieuwe steen. Elk gebed wat niet verhoord leek te worden was als cement. We dachten Hem gehoord te hebben, maar het bleek onze eigen stem te zijn. De woorden die we dachten van Hem te hebben ontvangen, waren onze eigen dromen en fantasieën. Maar toch…’zie, Hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, speurend door de spijlen’ (Hooglied 2: 9).
Hij blijft naar ons uitreiken. Net zoals Hij dat deed bij Nathanaël die alle hoop verloren had, want ‘kon uit Nazareth iets goeds komen?’ (Joh. 1: 47). Nathanaël stond op en ging naar Jezus, ondanks zijn twijfel. En Jezus nam zijn achterdocht weg, zodat hij kon uitroepen: ‘U bent de Zoon van God!’ Daardoor kon hij de belofte ontvangen: ‘u zult grotere dingen zien dan deze’ (Joh. 1: 51)
Diezelfde belofte is ook weggelegd voor ons. Als muren van twijfel en teleurstelling ons gevangen willen houden, dan blijft de Geest aandringen. En als we Hem dan toch opnieuw durven toe te laten, zullen we nooit beschaamd staan.
Want: ‘het oneffene zal Ik recht maken, bronzen deuren zal Ik openbreken, en ijzeren grendels stukbreken. En Ik zal u geven schatten die in het duister zijn, verborgen rijkdommen, opdat u zult weten dat Ik de Here ben’ (Jes. 45: 2-3).