God is de God van generaties. Zijn zegen gaat verder dan het moment van nu, maar stroomt door naar het nageslacht. Daarom is een zegenbede zo krachtig, omdat het niet beperkt blijft tot de persoon waarover de zegen wordt uitgebeden. Zoals Petrus verwoordde op de eerste Pinksterdag: ‘Want voor u is de belofte en voor uw kinderen’ (Hand. 2: 39).
In de bijbel komen we vele momenten tegen waarop we zien hoe Gods zegen door de generaties heen zichtbaar werd. Hij is de God van Abraham, Izak en Jakob. En Jakob mocht zijn kinderen weer zegenen, waardoor een heel volk voor God apart werd gezet. De profeet Joël laat zien dat Gods zegen nog veel verder gaat:
‘Daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitstorten op alle vlees: uw zonen en dochters zullen profeteren, uw ouderen zullen dromen dromen, uw jongemannen zullen visioenen zien’ (Joël 2: 28).
God heeft een belofte klaarliggen voor de generatie die komt. De jongeren van nu zijn als de Jozua’s en de Esthers, die vol van Gods Geest grote dingen tot stand mogen brengen. Maar hoe belangrijk is het om hen daarop voor te bereiden. Zoals Mozes een mentor was voor Jozua en Mordechai een vader was voor Esther, zo zijn er geestelijke vaders en moeders nodig voor deze nieuwe generatie. God geve ouders om hen aan te moedigen, ruimte te geven, vrij te zetten en te zegenen.
‘Wie is de man die de Here vreest? Hij onderwijst hem in de weg die hij moet kiezen. Zijn ziel overnacht in het goede, zijn nageslacht zal de aarde bezitten’ (Psalm 25: 12-13).