God stopte niet op de zevende dag. Hij rustte. Daarna is Hij weer aan het werk gegaan. ‘Zijn barmhartigheden zijn niet opgehouden! Nieuw zijn ze elke morgen; groot is Uw trouw!’ (Klaagl. 3: 22). Dagelijks mogen we nieuwe zegeningen ontvangen, maar de vraag is of we dat beseffen en hoe we daarmee omgaan. Daarom is het zo belangrijk om elke dag een moment te nemen met Hem. Zodat de Geest ons Gods werken kan openbaren. Zoals David zegt: ‘s Morgens hoort U mijn stem, Here; ’s Morgens leg ik mijn gebed voor U neer en zie ik naar U uit’ (Ps. 5: 4).
God maakt elke dag iets nieuws, maar sommige dingen hebben tijd nodig om te ontkiemen. Onze dagelijkse gebeden zijn dan nodig om het zaad in de grond te begieten. De Geest wil als levend water door die gebeden heen het zaad tot volle wasdom laten komen. Dat vraagt ons geduld en onze volharding. Zaad wat te snel opschiet kan door de wind weg geblazen worden of door vogels worden geroofd.
De sterkste planten en bomen zijn diep geworteld, zodat ze stevig staan en elke storm kan weerstaan.
Dagelijkse voorbede zorgt ervoor dat het nieuwe wat God schept ook blijvend kan zijn. Daarom wil Hij ons betrekken in Zijn werken. Daarom zegt Hij door de profeet: ‘Zie, Ik maak iets nieuws. Zult u dat niet weten?’ Er ligt een vraag en een uitdaging in die profetie verborgen. God legt het nieuwe zaad in onze handen en geeft ons de verantwoordelijkheid er zorg voor te dragen. Zodat we ons straks met Hem mogen verheugen over de vruchten ervan.
‘Werp uw brood uit over het water, want na vele dagen zult u het vinden’ (Pred. 11: 1).