(Spreekbeurt Cees Klepper – In His Presence Samenkomst Ommen 15‐03‐2009)
Het was augustus 2006 toen we onze eerste gebedstocht langs de Vecht hielden. Dat was een verkenningstocht waarop we, samen met 2 andere voorbidders, als “verspieders” langs de Vecht trokken. Vanaf het Zwarte Water richting de Duitse grens. Zoekend naar en biddend voor wat Gods plan was voor dit gebied. We wisten toen nog niet wat er allemaal daarna zou gaan gebeuren. We waren alleen maar in gehoorzaamheid op weg gegaan. En nu zijn we 3 jaar verder; onze verkenningstocht in 2006 kreeg een vervolg in een maandelijkse gebedstocht langs de Vecht met diverse bidders uit deze omgeving. God heeft vele dingen geopenbaard en we hebben vorig jaar een geweldige samenkomst gehad in het amfitheater op Landgoed Eerde.
Natuurlijk zijn we destijds niet zomaar richting Overijssel gegaan. God had duidelijk instructies en richting gegeven, maar de keuze was aan ons. We wisten dat er een vraag lag: Durf je te gaan?
Als ik in de Bijbel lees, dan zie ik dat God bij heel veel mensen die vraag heeft gesteld. Je zou dus kunnen zeggen dat wandelen met God altijd het gevolg heeft dat je in beweging gaat komen. God roept ons altijd op om stappen te nemen. Dat is wandelen: je neemt stappen, want anders kom je niet verder. Dan blijf je waar je bent.
Maar wandelen met God betekent nog meer; het betekent heel vaak uitstappen in geloof. Uit een gemakkelijke omgeving stappen, uit de comfortzone komen…
Wanneer God je roept om in beweging te komen, dan kom je altijd obstakels tegen. En dan is de vraag: Hoe ga je daar mee om? Er is altijd een tegenstander die ons probeert tegen te houden want die wil niet dat we verder komen.
Anne van der Bijl heeft eens geschreven:
“Als je niet op tegenstand stuit, dan moet je er eens over na gaan denken. Als de duivel je niet achterna zit, moet je je ernstig afvragen of je wel iets doet”
(uit: “Bouwen in een verscheurde wereld” – blz. 94)
Het gaat er niet om dat we voortdurend bezig zijn met die tegenstander, maar het gaat erom dat we ons oog richten op de grootheid en de kracht van God.
Het is Gods verlangen dat we nieuw land in bezit nemen, zoals het volk Israël ook het beloofde land moest veroveren. Het is daarom goed om bij jezelf af te vragen: Wat is het land dat ik in bezit mag nemen? Wat heeft God voor mij bedoeld? Waar mag ik mijn voet op zetten?
Neem je genoegen met het leven wat je nu leeft of wil je meer van God zien in je leven?
In Marcus 16: 17‐20 lezen we waar we, als volgelingen van de Here Jezus aan te herkennen moeten zijn:
Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in Mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’
Zijn deze dingen herkenbaar in jouw leven? Ik blijf me altijd uitstrekken naar meer van Hem; meer van Uw kracht en Uw glorie Heer, laat dat zichtbaar zijn in mijn leven!
Maar: Als we bovennatuurlijke dingen willen zien, dan zullen we ons moeten verplaatsen:
Petrus leerde op het water te lopen nadat hij uit de boot was gestapt…
Ook het volk Israël kreeg van God de opdracht om in beweging te komen:
De H E E R , onze God, heeft bij de Horeb tegen ons gezegd: ‘Jullie zijn nu lang genoeg bij deze berg gebleven. Breek het kamp op en trek naar het bergland van de Amorieten en naar het gebied van de naburige volken: de Jordaanvallei, het bergland, het heuvelland, de Negev en de kuststrook – de gebieden van de Kanaänieten – en de Libanon tot aan de grote rivier de Eufraat. Heel dat gebied schenk Ik jullie. Trek het binnen en neem het in bezit, want dat is het land dat de H E E R jullie voorouders Abraham, Isaak en Jakob en hun nageslacht onder ede heeft beloofd.’.
(Deuteronomium 1: 6‐8 NBV)
Het volk kreeg van God te horen: Jullie zijn nu lang genoeg bij de berg gebleven…trek op en neem in bezit!
Ze kregen het land niet kado: ze moesten stap voor stap het land veroveren. Toen het volk bij het beloofde land kwam, lezen we het bekende verhaal van de verspieders in Numeri 13.
Twaalf verspieders gingen 40 dagen lang het land in om het gebied te verkennen. Ze zagen alle twaalf dezelfde vruchten. Ze zagen alle twaalf de rijkdommen van het beloofde land. Ze zagen ook de dikken muren en de reuzen die er woonden. Toch waren er van die twaalf maar twee, Kaleb en Jozua, die anders reageerden dan de andere tien.
Het verschil lag niet in wat ze zagen, maar in hoe ze reageerden op wat ze zagen. Van Kaleb weten we niet veel, alleen dat hij uit Juda kwam en als zijn naam wordt genoemd in de Bijbel staat er altijd bij dat hij volledig op de Heer vertrouwde. Wat geweldig als je zo de geschiedenis in mag gaan!
Van Jozua weten we meer, maar vooral dat hij in de ontmoetingstent bij God bleef toen Mozes daaruit vertrok. (Exodus 33: 11) Hij kende God en wilde in Zijn aanwezigheid blijven. Hij werd uiteindelijk de nieuwe leider.
Jozua en Kaleb hadden allebei dus een hechte band met God. Daaruit kunnen we de conclusie trekken:
Hoe je naar de dingen kijkt heeft alles te maken met het kennen van God.
Kaleb en Jozua waren na veertig jaar de enige twee van hun generatie die het land ook daadwerkelijk binnen konden trekken. De anderen waren gestorven in de woestijn. Jozua en Kaleb waren degenen die op God hadden vertrouwd en God zegende en beloonde hen daarvoor. Het duurde wel 40 jaar, maar ze kwamen op hun bestemming en ze verkregen waar ze naar verlangden. Het ongeloof van je omgeving kan dus wel zorgen voor uitstel en vertraging, maar kan niet voorkomen dat je ontvangt wat God wil geven.
In de Bijbel leren we de genade en de kracht van God kennen, maar ook; de strategie van de tegenstander en die blijkt altijd dezelfde te zijn: intimidatie en ontmoediging.
Door dit inzicht wat we uit de Bijbel verkrijgen kunnen we ons daarop voorbereiden. Daarom wil ik je deze vraag stellen:
Hoe reageer jij als je merkt dat er een geest van ontmoediging aan het werk is?
Vanuit Gods woord wil ik proberen om vier sleutels aan te reiken.
1. Laat je stem horen
We hebben zojuist gelezen dat er van de 12 verspieders twee waren die hun stem durfden te verheffen. Dat kost moed om een ander geluid te laten horen als de meerderheid er anders over denkt. Jozua en Kaleb wijzen het volk op Gods kracht en dat Hij hen zal helpen. Het kostte hun bijna hun leven, maar God voorkwam dat:
Het volk dreigde hen te stenigen, maar toen verscheen de majesteit van de H E E R in de ontmoetingstent aan de Israëlieten. (Numeri 14: 10)
Wat een bemoediging: God neemt het op voor degenen die Hem trouw blijven. Hij laat je niet in de steek, maar is je Beschermer als het er op aan komt.
2. Gebruik de wapens die je hebt
In 1 Samuel 17 lezen we het bekende verhaal van David en Goliath. Goliath was ook een reus en stond tegenover het leger van Saul. Toch durfde het leger niet de strijd met Goliath aan te gaan. Er was maar één jongen die God kende, die als herder met leeuwen en beren had gevochten. Niemand wist dat en niemand had dat gezien, maar de houding van David is te vergelijken met die van Kaleb en Jozua. Hij stond ook als enige te midden van een leger soldaten die er anders over dachten. Maar David wist wie God was:
Leeuwen en beren heb ik verslagen en die onbesneden Filistijn zal het net zo vergaan, omdat hij de gelederen van de levende God heeft beschimpt! De H E E R , die me gered heeft uit de klauwen van leeuwen en beren, zal me ook redden uit de handen van deze Filistijn. (1 Samuël 17: 36, 37 NBV)
Het verhaal is bekend: David zoekt vijf gladde stenen en gebruikt zijn slinger. Overigens kunnen we van die vijf gladde stenen ook iets leren. Ze waren glad geschuurd door de rivier en bruikbaar om de reus te raken. Het is een mooie symboliek hoe we in Gods rivier van onze stekeligheden worden ontdaan om bruikbaar te worden in Zijn hand. Alleen dan zijn we geschikt om reuzen neer te vellen.
Uiteindelijk doodt David de Filistijn Goliath. Op het moment dat het nodig is moeten we leren om onze wapenrusting te gebruiken. Paulus zegt in Efeziers 6 dat we in een geestelijke strijd verwikkeld zijn en hij noemt daarin de wapenrusting die we hebben ontvangen.
Die wapenrusting hebben we niet voor niets. Die moeten we niet aandoen om in christelijke samenkomsten mooi te paraderen, maar die moeten we dragen in onze dagelijkse wandel.
Soms laten we als christen die wapenrusting in de kast hangen en lopen we (geestelijk gezien) in ons “ondergoed” over straat. Geen wonder dat we dan lamgeslagen worden als de tegenstander zich laat zien.
David had zijn slinger en wij hebben het zwaard dat is het woord van God. Toen Jezus in de woestijn werd uitgedaagd door satan, proclameerde hij de waarheid en satan moest wijken. God heeft ons alles gegeven wat nodig is om de strijd aan te gaan en de tegenstander te verslaan.
3. Roep God aan; ga strijdend bidden
Zoals David te maken had met Goliath, zo had Nehemia te strijden met Sanballat, Tobia en Gesem. Toen Nehemia er op uit was getrokken om de muren van Jeruzalem te herbouwen, werd hij door hen gekleineerd en bespot. Hoe reageerde Nehemia daar op? Hij ging niet in de verdediging, hij ging niet in discussie, maar hij bad. Hij deed God zelfs een voorstel hoe zijn kwelgeesten gestraft moesten worden:
Hoor, onze God, hoe wij worden veracht! Laat hun hoon op hun eigen hoofd neerkomen. Voer hen weg in ballingschap, geef hen prijs aan plunderaars. Dek hun misdaden niet toe, zie hun zonden niet door de vingers, want ze hebben degenen die de muur herstellen zwaar beledigd. (Nehemia 3: 36, 37)
Je kunt op verschillende manieren bidden. Je kunt voorbede doen en een zegen uitbidden, maar je kunt ook ergens tegen bidden. Tegen de vijand of tegen een bepaalde situatie. Soms moeten we nog leren om agressiever te bidden, zodat Gods arm in beweging kan komen. Jezus leerde ons met autoriteit te bidden: “..als iemand tegen die berg zegt: “Kom van je plaats en stort je in zee,”…dan zal het ook gebeuren”
(Marcus 11: 23)
Telkens als het volk Israël op trok in de woestijn en de ark op de schouders van de Levieten werd gezet sprak Mozes: Sta op, HERE, opdat uw vijanden verstrooid worden en uw haters van uw aangezicht wegvluchten. (Numeri 10 : 35 NBG)
Als wij op weg gaan om ons land in bezit te nemen mogen wij hetzelfde doen. Dan gaan we de kracht van voorbede ontdekken en zien dat de vijand siddert als we onze plek durven in te nemen.
4. Vertrouw op God dat Hij de strijd voert
Koning Hizkia was een jonge koning die zijn volk weer terugbracht naar God door een einde te maken aan afgodendiensten die zijn vader Achaz had ingesteld. Hij herstelde de tempeldienst. Maar ook hij stuit op tegenstand. In 2 Kronieken 32 lezen we hoe Sanherib, de koning van Assur tegen hem optrok. Ook hier blijkt een intimiderende geest aan het werk te zijn:
Als geen enkele god zijn volk uit mijn handen heeft kunnen redden wanneer het eenmaal aan de genade van mijn voorouders was overgeleverd, hoe zou uw God u dan kunnen redden? [..] Ze spraken over de God van Jeruzalem in dezelfde bewoordingen als over de goden van de andere volken op aarde, die door mensenhanden zijn gemaakt.
(2 Kronieken 32: 15,19)
Sanherib kleineert God door Hem te vergelijken met de andere afgoden van de volkeren die Hij heeft overwonnen. Die goden hadden deze volkeren toch ook niet gered?
Hoe vaak zien we ook in deze tijd niet dat de Naam van God verkleind wordt en op een zelfde rij gezet wordt als de andere afgoden? We mogen daar nooit ruimte aan geven! God is de God boven alle goden, er is Niemand zoals Hij. Hij is de Schepper, de Almachtige, de Allerhoogste! Hoe reageert Hizkia op de intimidatie van Sanherib?
Vanwege deze dreigementen baden koning Hizkia en de profeet Jesaja, de zoon van Amos, de hemel om hulp. Daarop stuurde de H E E R een engel, die alle geoefende krijgers, aanvoerders en bevelhebbers in het kamp van de koning van Assyrië verdelgde. Diep vernederd keerde Sanherib terug naar zijn land. Daar werd hij, toen hij de tempel van zijn god binnenging, door zijn eigen zonen vermoord. (2 Kronieken 32: 20‐21)
Hizkia gaat samen met Jesaja om Gods hulp bidden. Als we ons zwak voelen mogen we elkaar opzoeken en samen naar God gaan. Daarin zijn we krachtig als Gemeente. We mogen samen om Gods hulp bidden en Hij zal de strijd voeren. Zo is God. We behoeven niet altijd alles zelf te doen, Hij is Degene die voor ons uit trekt. De Doorbreker, de Overwinnaar.
Ook in deze tijd zijn er Goliaths, Sanballats en Sanheribs, maar we behoeven ons niet door hen te laten intimideren of ontmoedigen. Jezus Christus is onze Helper en Redder. Hij is met ons, wie zal er tegen ons zijn? Laten we daarom opstaan en optrekken om datgene wat voor ons ligt in bezit te nemen.
© Copyright 2009 Glory Ministries