(Spreekbeurt Cees Klepper – Into His Glory Samenkomst Heerenveen 31‐01‐2009)
Eind vorig jaar las ik een Bijbelgedeelte waarbij ik duidelijk ervoer dat God iets wilde vertellen. Het was een “rhema‐woord” waaruit ik proefde dat de Heilige Geest me iets wilde laten zien. Ik ervoer daarbij ook dat de sleutel die Hij wilde aanreiken niet alleen voor mij bestemd was. Ik wil deze boodschap dan ook graag met jullie delen.
Bij mijn Bijbel‐leestocht was ik aangekomen in het leven van Jacob. Door het leven van Jacob heen heeft God in het verleden al meerdere malen tot mij gesproken en me dingen geleerd. Het verbaasde me dan ook niet dat er weer opnieuw een moment was in het leven van Jacob waar de Heilige Geest me triggerde bij een bepaalde gebeurtenis.
God zei tegen Jacob: ‘Ga naar Bethel. Blijf daar en bouw er een altaar voor de God die daar aan jou verschenen is toen je op de vlucht was voor je broer Esau.’ Toen zei Jacob tegen zijn familieleden en tegen alle anderen die bij hem waren: ‘Doe de vreemde goden die jullie hebben weg, reinig je en trek schone kleren aan. Laten we naar Bethel gaan: daar wil ik een altaar bouwen voor de God die naar mij heeft omgezien toen ik diep in de ellende zat en die mij op mijn hele reis terzijde heeft gestaan.’ Ze gaven Jacob alle afgodsbeelden die ze in hun bezit hadden, en ook hun oorringen, en Jacob begroef alles onder de terebint bij Sichem. (Genesis 35: 1‐4 NBV)
Bethel was een bekende plek voor Jacob. Jaren geleden was hij daar voor het eerst geweest en ik denk dat we allemaal het verhaal kennen wat daar plaatsvond. In Genesis 28 lezen we hoe Jacob daar voor het eerst was toen hij van huis was weggevlucht. Hij had zijn vader bedrogen, zijn broer bestolen en had nu de benen genomen. Op advies van zijn moeder was hij op weg naar zijn oom Laban om daar een tijd veilig te zijn voor de wraak van zijn broer Esau.
Bethel vind ik altijd een wonderlijke plek van Gods genade. Laten we eerlijk zijn; Jacob had er een behoorlijke puinhoop van gemaakt. Dan legt hij zich neer bij Bethel om te slapen en dan krijgt hij een geweldige openbaring:
Hij zag een ladder die op de aarde stond en helemaal tot de hemel reikte, en daarlangs zag hij Gods engelen omhoog gaan en afdalen. Ook zag hij de H E E R bij zich staan, die zei: ‘Ik ben de H E E R , de God van je voorvader Abraham en de God van Isaac. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven. Je zult zo veel nakomelingen krijgen als er stof op de aarde is; je gebied zal zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden. Alle volken op aarde zullen wensen zo gezegend te worden als jij en je nakomelingen. Ikzelf sta je terzijde, ik zal je overal beschermen, waar je ook heen gaat, en ik zal je naar dit land terugbrengen; ik zal je niet alleen laten tot ik gedaan heb wat ik je heb beloofd.’ (Genesis 28: 12‐15 NBV)
God zei niet: Ga terug naar je vader en je broer, maak het goed met hen en pas dan wil ik nog wel eens met je praten… Nee, Gods beloftes waren onvoorwaardelijk. Het was nu niet de tijd voor een bestraffing of een vermaning. God kende Jacob en Hij was nog niet met hem klaar; Hij wilde dat Jacob zelf eerst nog door dingen heen zou gaan om te ontdekken wie hij was. Maar bovenal wilde God hem zegenen. Jacob had eerst de zegen van zijn vader gestolen, maar ontving nu de zegen van God.
En nu in Genesis 35, jaren later, is Jacob een rijk en gezegend man. En nu krijgt hij de opdracht van God: Ga (opnieuw) naar Betel en bouw daar (opnieuw) een altaar…
Toen ik dat las ervoer ik dat de Heilige Geest iets wilde laten zien. Hij wilde een geestelijk principe duidelijk maken, een sleutel wat ik het beste kan omschrijven als : “terugkeren naar het Altaar”.
Om dat goed te begrijpen kan ik dat het beste illustreren aan de hand van een aantal andere voorbeelden uit de Bijbel. Laten we even kijken naar Abraham, die uit zijn vaderland vertrok naar het land wat God hem zou geven:
Toen ze daar (in Kanaän) waren aangekomen, trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem.[..} Maar de H E E R verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’ Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de H E E R , die aan hem verschenen was. Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Bethel ligt, en ergens ten oosten van Bethel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de H E E R en riep er zijn naam aan. (Genesis 12: 5‐8 NBV)
De eerste plek waar Abram komt is Sichem, vlak bij … Bethel. De plek waar Jacob in zijn droom gezegend werd door God, was dus dezelfde plek waar Abram de belofte had ontvangen van het Beloofde Land. Was het toevallig dat Jacob deze plek koos om er te rusten toen hij op de vlucht was? Of had God hem naar deze plek geleid om opnieuw de belofte te laten horen die hij vele jaren daarvoor aan Abram had gegeven?
Of wist Jacob van deze plek dat God daar ooit tegen zijn grootvader Abram had gesproken? Want hoe ging dat in die tijd; overleveringen werden doorverteld van vader op zoon. Het is mogelijk dat Abram zijn “Godservaringen” en ontmoetingen had doorverteld aan zijn zoon Isaäc en hij weer op zijn beurt aan Jacob. Zo was Bethel bekend geworden als een heilige plek, een plek waar je God zou kunnen ontmoeten. En Jacob was op de vlucht, onrustig, opgejaagd, waar kun je dan als eerste het beste heengaan? Naar een plek waarvan je weet dat God daar ooit heeft gesproken…
Hoewel dit nergens in de bijbel staat en het mijn persoonlijke interpretatie is, is het niet ondenkbaar dat dit de reden was dat Jacob hier zijn eerste rustplaats koos.
Kijken we naar hoe het verder gaat in het leven van Abram, dan lezen we dat er hongersnood uitbreekt en hij naar Egypte gaat. Daarna keert hij terug en lezen we in Genesis 13 dat Abram opnieuw terug gaat naar Betel. Abram gaat terug naar de plek waar zijn altaar stond, de plek waar God tot hem had gesproken. Zijn neef Lot was met hem mee gegaan, maar hier in Bethel krijgen de herders van Lot en Abram ruzie met elkaar en besluiten ze uit elkaar te gaan.
Nadat Lot was weggegaan, zei de H E E R tegen Abram: ‘Kijk eens goed om je heen, kijk vanaf de plaats waar je nu staat naar het noorden, het zuiden, het oosten en het westen. Al het land dat je ziet geef ik aan jou en je nakomelingen, voor altijd. En ik zal je zo veel nakomelingen geven als er stof op de aarde is: ze zullen even ontelbaar zijn als alle stofdeeltjes op de aarde. Kom, doorkruis het land in zijn volle lengte en breedte, want aan jou zal ik het geven.’ (Genesis 13: 14‐17)
Weer herhaalt God bij Bethel de belofte van het land dat Abram krijgt.
We zien een opvallende overeenkomst in het leven van zowel Abram als Jacob. Ze gaan beiden terug naar Bethel, de plaats waar God gesproken heeft, de plaats waar ze beloftes van God hebben ontvangen. En God bevestigt die beloftes daar opnieuw. Het was de plaats waar ze allebei altaren hebben gebouwd als herinnering aan hun ontmoeting met God. Maar er is meer; We zien dat de beloftes niet alleen door God telkens worden bevestigd, maar dat ze ook stap voor stap worden vervuld.
BOUW EEN ALTAAR
Wat kunnen we nu uit deze verhalen leren? Allereerst dat God een God is die spreekt. Hij is niet een God die van veraf toekijkt naar ons leven, maar Hij is betrokken en wil ons zegenen.
God sprak tot Abram en Jacob door een stem, een visioen of een droom. God spreekt op veel verschillende manieren. Job 33: 14 zegt dat het spreken van God aan ons voorbij kan gaan.
Het is belangrijk dat we ontdekken wat God tot ons te zeggen heeft en wat Hij ons wil laten zien.
‐ Soms geeft God ons een glimp van onze toekomst en wij vertalen dat als een onbereikbare fantasie.
‐ Soms geeft God ons een droom en als we wakker zijn denken we er niet meer over na
‐ Soms geeft God ons een profetisch woord en wij stoppen dat ver weg in een doos of in een la.
Het is belangrijk om Gods woord te bewaren in je hart: Bouw een altaar!
Abram en Jacob bouwden altaren. God geeft plaatsen, plekken en momenten in ons leven waar Hij tot ons spreekt en waar Hij beloftes geeft. Dat zijn de altaren in ons leven.
Hij wil ons daar dingen laten zien zodat we op onze bestemming kunnen komen. Die bestemming bereiken we niet zomaar.
Het is te vergelijken met een zwangerschap. Als je weet dat er een kindje komt, dan maak je alles in orde om dat kindje te ontvangen; je maakt de kinderkamer gereed, je koopt de spullen en kleertjes die nodig zijn. Je kijkt vol verwachting en blijdschap naar wat komen gaat.
Zo behoren we om te gaan met datgene wat God belooft. Een altaar bouwen betekent: jezelf blijven herinneren aan Gods belofte, maar ook: God herinneren aan datgene wat Hij gesproken heeft.
(Jesaja 62: 6 Gij, die de HERE indachtig maakt, gunt u geen rust…)
Het is vaak de realiteit dat God niet direct de beloftes vervult die Hij aan ons geeft. Het gaat vaak gepaard met een tijd van wachten. Ook zien we dat in het leven van Abram en Jacob.
Een belangrijke sleutel die God geeft door dit alles heen is: Blijf terugkeren naar de altaren!
Hoe vaak ben jij teruggekeerd naar je altaar?
Natuurlijk kun je jezelf afvragen: Hoe komt het dat onze dromen, wensen, verlangens maar niet lijken te worden vervuld? Hoe komt het dat mijn gebeden niet worden verhoord? Wat zijn de belemmeringen en hoe ruim je die op?
Er kunnen verschillende oorzaken zijn die leiden tot oponthoud bij de vervulling van de belofte die God heeft gegeven. Ik wil er vier noemen;
1. LOSLATEN
God had gesproken tegen Abram: Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. (Genesis 12)
Abram had echter zijn vader en zijn neef meegenomen. Eerst stierf zijn vader Terach en nadat Lot ook afscheid had genomen, komt Abram een stap dichter bij de vervulling van zijn belofte.
Soms moeten we eerst oude dingen loslaten voordat we nieuwe dingen kunnen ontvangen.
Soms moeten we leren om mensen (zelfs familie) los te laten om op God te vertrouwen zodat Hij datgene kan geven wat Hij voor ons heeft.
Overgave is een voet op het water zetten. Uit de comfortzone stappen in het avontuur met God. Natuurlijk valt dat niet mee. Veelal blijkt dat we onze zekerheden niet alleen op God hebben gesteld, maar ook op mensen en plaatsen en situaties die voor ons vertrouwd en veilig zijn. Maar die dingen kunnen ook wel eens in de weg staan en dan daagt ons God ons uit om dat los te laten en volkomen om Hem te vertrouwen.
2. ANGST EN ONZEKERHEID
Een andere bekende naam in de Bijbel is die van Mozes. Mozes had zich verstopt in de woestijn toen hij gevlucht was uit Egypte. Toen werd hij door God geroepen bij een brandende braamstruik. Die plek werd het altaar van Mozes. Daar had hij een ontmoeting met God en kreeg hij de belofte om een leider te worden van het volk Israël. Maar Mozes was bang en onzeker.
Hij had excuses en twijfels wat hem tegenhield om uit te stappen. Toch liet God hem niet los, want Zijn Plan stond vast en hij gaf Mozes (door Aäron) de steun die hij nodig had.
We lezen hoe Mozes veel later op deze plek terugkeert met het volk Israël. De plek met de brandende braamstruik is dezelfde plek waar hij later van God de wet ontvangt en de belofte van de tabernakel.
Dus ook Mozes keerde terug naar zijn altaar.
Het werd de plek waar God met vuur en donder aan het volk verscheen. Maar bijna was Mozes niet gegaan, want zijn eigen angst voor Farao en voor dit grote Plan van God hield hem tegen.
In mijn eigen leven herken ik dat. Soms ben ik ook onzeker en bang voor de dingen die God wil doen. Voel ik me daar te klein voor, maar ik blijf me uitstrekken en heb gezien dat Hij door mijn zwakheid Zijn grootheid kan laten zien. God is trouw en laat je niet los. Houd je daaraan vast.
3. VERBORGEN ZONDEN
Als Jacob voor de tweede keer bij Betel komt dan lezen we dat alle afgodsbeelden worden uitgeleverd en worden begraven. Deze afgodsbeelden waren door Jacobs vrouwen verstopt en verborgen, maar stonden de vervulling van de belofte in de weg. Nadat deze zijn weggedaan en begraven ontvangt Jacob niet alleen opnieuw de belofte, maar ook een nieuwe naam: Israël!
Soms blijken verborgen zonden nog in de weg te staan om datgene te ontvangen wat God wil geven. Onderzoek je hart of er nog dingen zijn die niet zijn uitgeleverd bij God. Dat kunnen zaken zijn waar je bewust aan vasthoudt omdat je dat voor jezelf wil houden.
Het kan zijn dat het zaken zijn die heel diep weggestopt zijn en te maken hebben met schaamte, pijn, of niet kunnen vergeven. God wil je daarvan vrijzetten en volkomen genezen.
4. TEGENSTAND
Niet alleen Abram en Jacob gingen terug naar hun altaren. Ook Isaac paste dat principe toe. Hij ging naar de plekken waar zijn vader Abraham was geweest en we lezen dan op een gegeven moment:
De waterputten die in de tijd van zijn vader Abraham waren gegraven en die de Filistijnen na Abrahams dood hadden dichtgegooid, groef Isaac weer open, en hij gaf ze dezelfde namen als zijn vader ze had gegeven. Ook Isaacs knechten gingen in het dal aan het graven en zij troffen er een bron met helder water aan. (Genesis 26: 18, 19)
Er is er altijd één die rooft wat net gezaaid is. We hebben te maken met een strijd in de hemelse gewesten en de duisternis wil dat we nooit ontvangen wat God ons wil geven.
‐ Als God tot ons gesproken heeft, komt hij met het zaaien van twijfel en ongeloof
‐ Als God ons iets heeft beloofd komt hij met leugens en verwarring
Hij werpt onze putten dicht zodat we niet meer kunnen drinken. Het is aan ons de taak om daarover te waken en datgene wat dichtgegooid is weer te openen.
Welke putten in jouw leven zijn dichtgegooid?
Wat doe je er aan om ze weer open te graven?
God had tot ons gesproken om het land in te gaan en voorbede te doen op de plaatsen waar Hij ons zou brengen. Vanaf het moment dat we dat ook werkelijk gingen doen brak de hel los in ons leven. Roddel, aanklachten, leugens, van alles werd er uit de kast gehaald om ons te weerhouden. Niet alles was van de vijand; God heeft ook bewust dingen toegelaten zoals Hij dat ook in het leven van Jacob deed. Om ons door dingen heen te laten gaan zodat we een beter zicht kregen op ons zelf.
Maar wees bewust en voorbereid dat de vijand op de loer ligt als je in je bestemming gaat wandelen.
Toen de herders van Isaac gingen graven kregen ze ruzie met andere herders. We hebben dat ook in ons leven gezien. Als je dieper wil gaan met God wordt dat niet altijd begrepen. Er komt dan onenigheid, er dreigen conflicten en het is dan de kunst om te leven vanuit genade en vergeving.
TOT SLOT
Toen ik het verhaal van Jacob gelezen had in Genesis 35 bleef er een tekst hangen in mijn hart die nog nagalmt. Het was de opdracht die Jacob gaf aan zijn familie:
Laten we naar Bethel gaan: daar wil ik een altaar bouwen voor de God die naar mij heeft omgezien toen ik diep in de ellende zat en die mij op mijn hele reis terzijde heeft gestaan.’
Net als Jacob zijn we allemaal op reis in ons leven. Op weg om ons leven invulling en bestemming te geven. Wil jij wandelen in Gods bestemming?
Keer dan terug naar het moment waar God heeft gesproken. Graaf de put open die de vijand heeft dichtgegooid. Werp de twijfel af! Werp de onzekerheid af! Keer de leugenaar de rug toe!
Keer terug naar het altaar of bouw een nieuw altaar voor de God je terzijde staat en trouw blijft.
Hij wil je opnieuw vervullen met Zijn kracht en aanmoedigen om door te gaan zodat Zijn glorie zichtbaar wordt in jouw leven.
© Copyright 2009 Glory Ministries