Waar zijn de wachters?

(Cees & Ida Klepper – Epiloog uit het gelijknamige boek “Waar zijn de Wachters”)

De laatste decennia zien we dat de kerk in Nederland in een neerwaartse spiraal is geraakt.
Statistieken tonen aan dat er een groeiende ontevredenheid is binnen de kerk. Er zijn veel mensen die hun kerk verwond en teleurgesteld verlaten. Leiders die vallen omdat zonde aan het licht komt. Kerkgebouwen die in verval raken of gesloopt worden. Of ze krijgen een andere bestemming als bioscoop, museum of appartementen complex.
Het jaar 2008 werd uitgeroepen tot het jaar van het religieus erfgoed. Acties worden gehouden om kerken voor sloop te behoeden. De “wachters” waken over het gebouw, terwijl de voormalige bewoners daarvan ronddwalen op zoek naar geborgenheid en liefde.

Maar aan de andere kant proeven we ook iets nieuws. Er broeit iets. Er is een beweging gaande waarbij mensen hongeren naar een geestelijke verandering. Steeds vaker bemerken we de laatste tijd hoe de Heilige Geest aandringt om de wachttorens te beklimmen. Veel voorbidders in ons land worden geroepen en komen in beweging. Er worden gebedsdagen en nachtbidstonden gehouden. Er worden grote voorbede conferenties georganiseerd met bekende gebedsleiders uit het buitenland.
We zien buiten de kerkgebouwen een groeiende beweging van mensen die gepassioneerd hun geloof willen beleven. Een Bruid die op zoek is naar haar Bruidegom.

De Bruid ontwaakt
In Hooglied 5 lezen we hoe de bruid op haar bed ligt, terwijl de Bruidegom aan haar deur klopt:
Ik sliep, maar mijn hart was wakker.
Hoor! Mijn lief klopt aan!
Doe open, zusje, mijn vriendin,
mijn duif, mijn allermooiste.
Mijn hoofd is nat van de dauw,
mijn lokken vochtig van de nacht.’
(Hooglied 5: 2 NBV)

De Bruidegom dringt aan omdat Hij naar Zijn Bruid verlangt. Hij wil bij haar zijn en lokt haar uit haar bed. Hij roept haar om de deur te openen. We zien een parallel met Jezus die aan de deur van Zijn Gemeente klopt:
Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij.
(Openbaring 3: 20 NBV)

In Hooglied 5 lezen we hoe de Bruid wacht en twijfelt. In ons land zien we ook vaak hoe de Gemeente afwachtend blijft staan als de Geest ons roept. Veel bewegingen van de Heilige Geest zijn ons land voorbij gegaan omdat we te lang hebben gewacht.
Natuurlijk heeft dit iets te maken met de machten die boven ons land actief zijn. We weten dat er duistere machten zijn die hun claim willen behouden op Nederland.
Er zijn wachters en profeten geweest die daar over gesproken hebben. God heeft geopenbaard welke machten dat zijn;
Tweedracht, Uitstel, Mammon, Onafhankelijkheid, Religie.
Nederland heeft een TUMOR die voortwoekert en verstikt. Het heeft de Gemeente in een toestand van slaap en apathie gebracht. Maar de Bruidegom roept.

We proeven hoe de Heilige Geest aandringt en wachters zoekt die mee willen roepen met de Bruidegom. We zien de kerk in ons land en herkennen een houding die te vergelijken is met die van de Bruid uit Hooglied 5. De Bruid is moe geworden. Er zijn zo veel teleurstellingen geweest en nu wil ze eigenlijk alleen maar slapen:
‘Maar ik heb mijn kleed al uitgedaan,
moet ik het weer aandoen?
En ik heb mijn voeten al gewassen,
moet ik ze weer vuil maken?’
(Hooglied 5: 3 NBV)

Maar de Bruidegom dringt aan, Hij blijft roepen en verlangen. Wat een genade! De Here Jezus zal dit land niet loslaten. En soms gebruikt Hij omstandigheden waardoor de Bruid moet opstaan. Soms brengt Hij haar in een ongemakkelijke positie zodat zij wakker moet worden en in beweging moet komen:
Mijn lief stak Zijn hand naar binnen, een siddering trok door mij heen – om Hem!
Toen sprong ik op, ik ging Hem opendoen.
Mijn handen dropen van mirre,
mirre vloeide van mijn vingers op de grendel van de deur.
En ik deed open voor mijn lief, maar Hij was weg, mijn lief was weggegaan.
Een duizeling beving mij toen ik zag dat Hij er niet meer was.
Ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet,
ik riep Hem, maar Hij antwoordde niet.
(Hooglied 5: 4‐6 NBV)

Het lijkt ontstellend en onbegrijpelijk! De Bruidegom heeft Zijn Bruid gelokt en eindelijk is zij dan zover gekomen om op te staan. Eindelijk is zij naar de deur gegaan om open te doen, maar dan is Hij verdwenen! Waarom? Waar is Hij?
Hoe herkenbaar is dit in deze tijd. We worden gelokt met grote conferenties, die allemaal lijken te roepen: Hier is Hij! Hier is genezing! Hier zijn de wonderen! Hier is het goud!
Maar de Bruidegom wil niet dat we gaan van hoogtepunt naar hoogtepunt, van conferentie naar conferentie. Hij wil meer! In het boek Hooglied lezen we dan iets opmerkelijks:
De wachters vonden mij op hun ronde door de stad.
Ze sloegen mij, ze verwondden mij, ze rukten mij de sluier af, de wachters van de muren.
(Hooglied 5: 7 NBV)

Wie zijn deze wachters die de Bruid slaan en verwonden? Die haar de sluier afrukken?
Zijn deze wachters door God aangestelde mensen? Heeft Hij dit alles gearrangeerd?
Het zijn vaak onze medechristenen die ons het meest pijn kunnen doen. En meestal zijn we ons daar niet eens van bewust. We zijn samen op zoek naar de Bruidegom en bij die zoektocht verwonden we elkaar. We slaan elkaar met woorden en kwetsen elkaar door een te snel oordeel of door kritiek. Helaas zien we dat dit een negatieve uitwerking is van wat
God ten diepste positief heeft bedoeld. Als Gemeente mogen we elkaars slijpsteen zijn.
De wachters zijn er niet om de bruid te kwellen of te pijnigen, maar om haar te prikkelen zodat zij wakker wordt.
De Bruidegom laat dit proces toe om Zijn Bruid tot haar bestemming te brengen. Soms lokt Hij haar in de woestijn om haar liefde terug te winnen. Daar wordt haar sluier afgerukt, zodat zij weer helder kan zien. Het afrukken van haar sluier heeft ook tot gevolg dat alles aan het licht komt wat ze geprobeerd had te verbergen.
Zonder bedekking is zij transparant, puur en zuiver. Het doet haar beseffen wie Hij is en wat Hij werkelijk voor haar betekent:

Mijn lief glanst en schittert, Hij steekt boven duizenden uit.
Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud, Zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart.
Zijn ogen zijn als duiven bij een stromende beek, die baden in water, die gedompeld zijn in melk.
Zijn wangen zijn als balsemtuinen, die overheerlijk geuren.
Zijn lippen zijn als lelies, die druipen van vloeiende mirre.
Zijn armen zijn als staven van goud, met turkoois bezet.
Zijn buik is als een schijf van ivoor, versierd met saffier.
Zijn benen zijn als zuilen van albast, op voetstukken van zuiver goud.
Zijn gestalte is zo fier als een ceder van de Libanon.
Zijn mond is zoet, aan hem is alles begeerlijk.
Dit is mijn lief, dit is mijn vriend,
(Hooglied 5: 11‐16 NBV) 

De Here Jezus heeft maar één doel voor ogen en dat is dat Zijn Bruid ontwaakt uit haar slaap en Hem vindt. Onderweg naar haar Bruidegom mag zij getuigen wie Hij is, zodat anderen ook met haar mee zullen gaan en Hem zullen ontmoeten:
Waar is je lief naartoe gegaan, mooiste van alle vrouwen, waar is je lief naartoe gegaan?
Laten we Hem samen zoeken.
(Hooglied 6: 1 NBV)

Hieruit spreekt de uitnodiging om samen te zoeken en samen Hem te vinden. Is dat niet wat Hij verlangt? Een Gemeente die in eenheid optrekt, die eenparig naar Hem verlangt. De zoektocht van de Bruid eindigt als ze haar Bruidegom vindt en gemeenschap met Hem heeft:
Ik ben van mijn lief, en Hij verlangt naar mij.
Kom, mijn lief, laten we het veld in gaan, en tussen de hennabloemen slapen.
Laten we de wijngaard in gaan, morgenvroeg, en kijken of de wijnstok al is uitgebot,
zijn bloesems al ontloken zijn, de granaatappel al bloeit.
Daar zal ik U beminnen.
(Hooglied 7: 10‐13 NBV)

Wat een belofte voor de kerk van deze tijd; Hij zal zich laten vinden! Hij wil en zal ons terug brengen naar de diepe gemeenschap, die we verloren hadden. Door die gemeenschap met Hem zullen we opnieuw vrucht mogen dragen. We mogen samen met Hem genieten in de wijngaard. Daar zien we de bloesem ontluiken:
De liefdesappels geuren al.
Boven onze poorten hangt een keur van vruchten, vers geplukte, goed gedroogde.
Mijn lief, Ik heb ze bewaard voor jou.
(Hooglied 7: 13 NBV)

God heeft nog iets voor ons klaar liggen. Iets wat Hij voor ons heeft bewaard voor een speciale tijd. Een tijd waar we vers geplukte vruchten mogen eten vol van kleur en verscheidenheid. Een tijd waarin de Bruid zal ontwaken en haar passie voor haar Bruidegom zal groeien.

Waar zijn de Wachters?
Misschien ligt er een periode van moeite en droogte achter je. Een tijd waarin je jezelf bent gaan afvragen: ‘hoe zit het nu toch allemaal?’ Misschien is je vreugde geroofd en ben je de eerste liefde kwijtgeraakt. Uit ervaring kunnen we zeggen: Hij is trouw!! Hij zal niet loslaten wat Zijn hand begonnen is. Dat geldt voor elk individu, maar ook voor Zijn Bruid in dit land.
De Bruid in het boek Hooglied reageerde op de roep van de Bruidegom. Hij lokte haar naar Zijn hof, de tuin waar Hij samen met haar kon zijn.
Het doet ons denken aan die andere tuin waar Jezus was. De hof van Gethsemané, waar Hij ook niet alleen wilde zijn. De hof waar Hij zocht naar Zijn discipelen die lagen te slapen.
Ze konden niet met Hem waken. Hoe is het met de Bruid in deze tijd?
Waar zijn de wachters?
Wil jij je plaats op de wachttoren in nemen? Om samen met al die andere wachters de Bruid te wekken? Tegelijkertijd zul je jouw eigen plaats ontdekken, want je bent zelf ook deel van die Bruid. Ga naar de Bruidegom en je zult weten waar jouw wachttoren staat.
God zoekt voorbidders die op de bres willen staan en mee willen roepen met Hem. Die als een wachter op de sjofar willen blazen.
Het is de tijd om teleurstellingen om te buigen tot een hunkerend roepen naar Hem, onze Bruidegom. Hij zal Zich laten vinden!

Uit: Waar zijn de Wachters? – Een uitdaging om te groeien in voorbede

© 2008 Copyright Glory Ministries

Plaats een reactie

Boek 'Als God Spreekt'

Nu verkrijgbaar:
Bijbels dagboek 'Als God Spreekt'